Wet inkomstenbelasting 2001 art. 3.16 ( tekst 2015)
3.16 Van aftrek uitgesloten kosten ten behoeve van de belastingplichtige
Werkruimte 1 Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek kosten en lasten die verband houden met een werkruimte, de inrichting daaronder begrepen, ten behoeve van de belastingplichtige zelf in zijn niet tot zijn ondernemingsvermogen behorende woning, tenzij de werkruimte een naar verkeersopvatting zelfstandig gedeelte van de woning vormt en:
  • a. ingeval hij tevens een werkruimte buiten die woning ter beschikking heeft, hij het gezamenlijke bedrag van zijn winst uit een of meer ondernemingen, belastbaar loon en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden hoofdzakelijk in de werkruimte in die woning verwerft, of
  • b. ingeval hij niet tevens een werkruimte buiten die woning ter beschikking heeft, hij het gezamenlijke bedrag van zijn winst uit een of meer ondernemingen, belastbaar loon en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden hoofdzakelijk in of vanuit de werkruimte in die woning verwerft en in belangrijke mate in de werkruimte in die woning verwerft.
Persoonlijke kosten 2 Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek kosten en lasten ten behoeve van de belastingplichtige zelf die verband houden met de volgende posten:
  • a. telefoonabonnementen met betrekking tot telefoonaansluitingen in zijn woonruimte;
  • b. literatuur, met uitzondering van vakliteratuur;
  • c. kleding, met uitzondering van werkkleding;
  • d. persoonlijke verzorging;
  • e. geheven inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet , of een buitenlandse regeling die naar aard en strekking daarmee overeenkomt en
  • f. reizen en verblijf in verband met cursussen en opleidingen voor studie en beroep, alsmede in verband met congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke, voorzover deze meer bedragen dan € 1500.
Apparatuur e.d. 3 Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek kosten en lasten die verband houden met tot het privé-vermogen van de belastingplichtige behorende of door hem in privé gehuurde muziekinstrumenten, geluidsapparatuur, gereedschappen, computers en andere dergelijke apparatuur, alsmede beeldapparatuur.
Meewerkende partner 4 Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek kosten en lasten die verband houden met vergoeding van arbeid door de partner van de belastingplichtige, indien de vergoeding lager is dan € 5000.
Werkkleding 5 Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, wordt kleding als werkkleding aangemerkt indien zij:
  • a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om in het kader van de onderneming te worden gedragen of
  • b. is voorzien van zodanige uiterlijke kenmerken dat daaruit blijkt dat deze uitsluitend is bestemd om bij het behalen van de winst te worden gedragen.
6 Bij ministeriële regeling kunnen voor het vijfde lid, onderdelen a en b, regels worden gesteld om te bepalen wanneer aan de in die onderdelen gestelde voorwaarden is voldaan.
Artiest/presentator 7 Het tweede lid, onderdelen c en d, is niet van toepassing ten aanzien van de belastingplichtige die optreedt als artiest of als presentator of die als beroep een tak van sport beoefent. 8 Het tweede lid, onderdeel f, is niet van toepassing indien de aard van de door de belastingplichtige verrichte werkzaamheden noodzaakt tot het bijwonen van de desbetreffende cursussen, opleidingen, congressen, seminars, symposia, excursies en dergelijke respectievelijk het maken van de desbetreffende studiereizen.
Belastingen/premies 9 Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek:
  • a. geheven loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;
  • b. premies voor buitenlandse verzekeringen die naar aard en strekking overeenkomen met de volksverzekeringen, tenzij de belastingplichtige premieplichtig is voor de volksverzekeringen.
Overbedelingsschulden 10 Bij het bepalen van de winst komen voorts mede niet in aftrek, renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, die corresponderen met geldvorderingen als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid . 11 Voor de toepassing van dit artikel worden met de belastingplichtige gelijkgesteld personen die behoren tot zijn huishouden. 12 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder woning mede verstaan: een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen als bedoeld in artikel 1, onder l, van de Wet op de huurtoeslag, alsmede de aanhorigheden van een schip of woonwagen.